Als het peloton kankert, rijdt Piet Kleine sterk

Hij schenkt twee koppen koffie in en trakteert zijn gast op echte Drentse koek. December heeft zijn sporen nagelaten op het  vermoeide gezicht van Piet Kleine. "Het blijft een rotmaand", zegt de bekendste postbode van Nederland. "Normaal gaan we om tien uur 's morgens de straat op. Maar rond Kerst is het zo ongelooflijk druk. Voordat alles is uitgezocht en wij de boel meekrijgen, loopt het tegen een uur 's middags."

Ramgek werd hij weer van al die namen en adressen. "Constant schieten je ogen van links naar rechts. Als jij de krant leest, sla je eens een regel over. Maar dat kan een postbode niet. Want dan ligt die kaart zomaar in de verkeerde brievenbus." Alweer 22 jaar is hij brievenbesteller. Een baan die hij overhield aan zijn gouden Olympische medaille. Bij de Winterspelen van Innsbruck won Kleine de tien kilometer. "En nu Piet? Wat zou je nu het liefst willen, vroegen journalisten toen aan mij. Nou een vaste baan leek me wel wat. Ik was een man van twaalf ambachten en dertien ongelukken. Stucadoor, timmerman. Ik werkte veel in de bouw. Maar als de winter begon, zat ik meestal zonder werk. Postbode leek me wel wat. Altijd lekker buiten. Ik ben geen man om van negen tot vijf binnen te zitten."
De toenmalige minister Van Doorn van CRM was in Innsbruck en vervulde de wens van de schaatser. "Hij heeft er voor gezorgd dat ik een baan kreeg bij de PTT. Sorry, KPN. Of heet het nu TNT. Ik weet het eigenlijk niet eens."
Hij weet wel hoe zijn districtsdirecteur in Hoogeveen hem destijds verwelkomde. "Die man waarschuwde me dat het best zwaar werk was. Schei uit zeg, ik ben een sportman, dacht ik toen nog. In het begin ruilde ik al mijn diensten die ik met de auto moest doen met collega's die die week op de fiets zaten. Maar dat doe ik niet meer. Want het is inderdaad zwaar. Steeds weer die fiets op en af. Steeds weer de gang erin krijgen."

Een rotleven heeft die Piet. "Ben je gek", reageert hij als door een horzel gestoken. "Ik ben nog steeds graag postbode. Alleen zit ik nu ook om de week in de auto." En als het even kan staat-ie 's winters elke week op zijn schaatsen. Want Abraham mag Kleine dan wel in het vizier hebben, de man uit Kerkenveld doet nog steeds mee bij de A-rijders. Sterker nog, bijna elke wedstrijd wordt er wel een keer stevig gekankerd op de veteraan als hij het peloton met een tempoversnelling weer eens in zijn voegen doet kraken.
"Hoe meer ze op me kankeren hoe beter", grijnst Kleine. "Want dat betekent dat ik mijn werk goed doe." Zes jaar rijdt hij nu alweer voor de Klerk's-formatie. En altijd in dienst van de ploeg. "Ik heb namelijk één handicap", weet Kleine. "Ik ga als een slak naar de finish. Echt, met mijn handen op de rug ben ik bijna nog sneller dan wanneer ik beide armen losgooi. Als ik eens in een groepje naar de streep ga, win ik nooit. Want er zijn bijna geen mensen te vinden die in de eindsprint langzamer zijn dan ik."
Zijn ploegleider Frans Overdevest noemt Kleine bijna liefkozend een diesel die eerst goed op stoom moet komen. Drie jaar geleden leek hij even zelfs onverslaanbaar toen hij de eerste vijf marathons van dat seizoen zomaar won. Eenmaal op gang was de veteraan weg en bleef hij weg.
Dat gebeurt tegenwoordig niet meer. Als Kleine nu aanzet, schrikt het peloton onmiddellijk wakker en volgt als één man. "Dat gat sla ik niet meer. Vooral door de klapschaats. Iedereen rijdt er nu op. Mindere rijders kunnen daardoor makkelijker aanpikken."

Nee, hij vindt het niet erg dat hij in zijn actieve periode als langebaanschaatser nooit op de klapschaats gestaan heeft. Ook nu voelt hij de behoefte niet om op de nieuwe ijzers nog eens een tien kilometer te rijden. "Mijn persoonlijk record staat op - lach niet - 14.36. Met klapschaatsen kom ik nu misschien uit op 14.10. Wat heb ik daar nou aan. Als ik net als Romme rond de 13.10 kon rijden. Ja, dat zou mooi zijn. Maar dat zit er natuurlijk niet meer in."
"Ach, er zijn zoveel dingen veranderd binnen het schaatsen. Soms zou ik willen dat ik de kennis van nu twintig jaar geleden had gehad. Ik heb bijvoorbeeld leren luisteren naar mijn lichaam. Twintig jaar geleden deden we dingen.... Schaatssprongen maken met een tussenvering. Statisch zitten. Dan ging je in schaatshouding tegen een muur zitten. Je pijnigde gewoon je lichaam. Oefeningen waarvan ze nu zeggen, dat het helemaal verkeerd was. Maar het was een andere tijd. Je wist niet beter."

Verlangen naar de langebaan doet hij niet meer. Hij geniet inmiddels van de marathon. "Alleen al de sfeer in de kleedkamer. Vroeger zat iedereen met witte koppies altijd strak voor zich uit te kijken. Je was constant je schaatsen aan het slijpen. Zodat je je niet met de rest hoefde te bemoeien. Bij de marathonrijders wordt er geouwehoerd, gelachen en af en toe flink gejend. Dat is een verademing hoor."
En op het ijs is er altijd strijd. "De mensen willen spektakel en dat geven wij ze. Zo'n jongen als KC Boutiette. Ik vind het prima dat hij er bij gekomen is. Hoe meer van dat soort gasten hoe beter", zegt Kleine over de Amerikaan die met zijn fantastische eindsprint al zes marathons op zijn naam schreef.
Andere nieuwkomers hadden het moeilijker. "Dat Gerard van Velde het niet gered heeft, vind ik jammer. Hij heeft zo'n mooie slag. Maar soms zag ik hem rechtop gaan en dan dacht ik: jongen we moeten nog zo'n end. Maar ook Falko Zandstra heeft het moeilijk. Het blijkt gewoon dat niet elke langebaanrijder automatisch een goede marathonschaatser is."
"Bart Veldkamp is dat wel. Die jongen kan een koers maken. Hij maakt er een echte wedstrijd van. Maar Bart is ook begonnen als marathonschaatser voordat hij naar de langebaan ging. Dat zie je."

Terwijl nieuwe schaatsers het peloton een ander gezicht gaven, vertrok dit seizoen een oude bekende van Kleine uit de Klerk's-formatie. Voor het eerst sinds zes jaar moet hij het zonder zijn maatje Yep Kramer doen. Op zijn 41-ste was deze veteraan plotseling aan een andere uitdaging toe. "Yep is vertrokken naar een andere ploeg. Natuurlijk heb ik geprobeerd hem op andere gedachten te brengen. Maar daar moet je niet te ver in gaan. Zo'n besluit moet je op een gegeven moment ook kunnen respecteren. Yep zit nu bij de Bional-formatie. Ik vind het jammer. Ik mis hem. Maar het is niet anders."
En dus doet Piet Kleine dit seizoen zijn stinkende best voor Jan Maarten Heideman. Een jongen nog, maar wel iemand die wedstrijden kan winnen. "Hij komt net kijken, maar hij is leergierig en enthousiast. Soms moeten we eens met hem praten. Dan wijzen we hem op dingen die hij beter anders kan doen. Maar ik kan inwendig enorm genieten als we hem in de finale aan kop hebben gebracht en hij daarna ook de wedstrijd wint met die eindsprint van hem. Jullie hebben gewonnen, hè, hoor ik dan. En zo is het ook. Jan Maarten moet het natuurlijk wel zelf doen, maar het is bij ons altijd een overwinning van de ploeg."

Maar of hij Heideman vanmiddag ook naar de Nederlandse titel kan leiden, vraagt Kleine zich af. "Ik ben ziek geweest. Een flinke griep. Vorige week heb ik het geprobeerd tijdens de Zesdaagse. Maar na twee wedstrijden was het over. Een keer werd ik een-na-laatste en een keer laatste. Alsof er een band om mijn borst zat. Ik kon nauwelijks de groep volgen. Die andere vier wedstrijden heb ik laten schieten."
Het zijn de momenten dat Piet Kleine zich echt 47 voelt. "Naarmate je ouder wordt, moet je regelmatig trainen om bij te blijven. Dat is er de laatste weken niet van gekomen. Ik moet bij wijze van spreken weer opnieuw beginnen. Natuurlijk rij ik in Deventer. Maar ik vrees dat die wedstrijd iets te vroeg voor mij komt om een rol van betekenis te kunnen spelen." Maar voor een definitief afscheid is het nog te vroeg. "Dat moment bepaal ik zelf", zegt Kleine. "Of Frans Overdevest moet vanavond bellen dat ik morgen niet meer hoef te komen. Maar dat zal-ie niet doen."

De dag dat hij zijn schaatsen opbergt, vreest hij echter niet. "Als ik niet meer mee kan komen, is het over. Daar heb ik geen moeite mee. Nee, dan ga ik niet naar de veteranen. Met alle respect, hoor. Maar daar heb ik geen behoefte aan."
En hij wijst naar een hoek van de kamer. Daar staat een tennisracket. "Als ik stop met schaatsen, ga ik tennissen. Hartstikke leuke sport, man. Ik doe het nog niet zo lang. Eigenlijk kan ik er nog weinig van. Maar ik heb gemerkt dat zelfs een kruk als ik een balletje kan slaan."

Bron: De Gelderlander (Danny van den Broek; 02-01-99)


www.MARATHONSCHAATSEN.nl