Opinie: ‘De juiste winnaar’

In Amsterdam was het weer eens zover: onduidelijkheid over de winnaar. En dat terwijl dat toch één van de belangrijkste zaken is waar een wedstrijd om draait. Maar het is niet de eerste keer de afgelopen jaren dat hier geen eenduidigheid antwoord op mogelijk bleek. Legendarisch was nog in seizoen 92-93 de close-finish tussen Jan Eise Kromkamp en Erik Hulzebosch op het NK Natuurijs in Maasland, waar door de vele regen een complete finishlijn ontbrak en uiteindelijk toch Hulzebosch als winnaar werd aangewezen. Maar nu die er gelukkig wel altijd is, blijft de vraag wie hier als eerste met de punt van de schaats arriveert. Vorig seizoen leverde dat in Utrecht nog problemen op tussen Maria Sterk en Mireille Reitsma, waarna tot een ex-aequo werd besloten.

Ten eerste is nu bij dit alles van belang dat er goede reglementen zijn die aangeven wat bepalend is voor de finish-uitslag. Ten tweede is dan de vraag welke (hulp)middelen er zijn (en ook gebruikt mogen worden) en wie bevoegd is om hierover uitsluitsel te geven. De huidige reglementen (even afgezien of de juiste procedure is gevolgd om deze ook daadwerkelijk officieel van kracht te kunnen laten zijn) geven het volgende aan:

Art. 424.2.g: Een deelnemer is gefinisht zodra de voorkant van de schaats in contact met het ijs de finishlijn heeft bereikt.
Art. 424.3.e: Winnaar is de deelnemer die volgens bovenstaande procedure als eerste met de punt van de schaats op het ijs de finishlijn heeft bereikt.
Art. 424.4: De aankomstrechter is verantwoordelijk voor het opmaken van de volgorde van aankomst.
Art. 424.5: Als bij op het oog gelijk eindigen op de finish de video-opname geen uitsluitsel geeft, beslist de transponderuitslag tot op 1/1000 seconde.

Wat hierin als eerste opvalt, is dat de finishlijn moet zijn bereikt, wat geïnterpreteerd kan/moet worden als de voorkant van deze lijn en niet de achterkant. Dat de schaats het ijs moet raken is al langer zo en vormt dan ook geen punt van discussie meer. Probleem kan er nog wel ontstaan als geen van beide schaatsen op het beslissende moment het ijs raakt, bijvoorbeeld bij een val. Maar waar het de laatste keren met name om gaat is op welke wijze kan worden waargenomen welke schaatspunt nu daadwerkelijk het eerste bij de finishlijn is. Hiervoor zijn er tegenwoordig uiteraard diverse technische hulpmiddelen want met het blote oog – hoe goed ook – lukt dat al lang niet meer. Deze zijn als volgt naar kwaliteitsniveau te rangschikken:

1. professionele fotofinish-apparatuur
2. televisiebeelden
3. transponders
4. normale cq. meer geavanceerde video-apparatuur

Voorzover bekend komt de KNSB niet verder dan niveau 3 en 4, wat in de huidige tijd (en ook gezien de licentiegelden die moeten worden betaald) onvoldoende is en ook is gebleken. De huidige beeldopname-apparatuur die de KNSB gebruikt, produceert te weinig beeldjes per seconde om er zeker van te zijn dat er een opname op precies het finishmoment is. Hiermee kan dus vrijwel nooit een exacte winnaar worden bepaald.

Maar dan zijn er tegenwoordig dus de transponders, een uitstekend hulpmiddel en niet meer weg te denken uit de huidige sportwereld (voor de kenners: AMB en Championchip zijn onlangs gefuseerd). Het transpondersysteem bepaalt een tijd via twee ca. 60 cm van elkaar liggende lussen, die per doorkomst ongeveer 50 keer het signaal van elke passerende transponder ontvangen. Samen met de geregistreerde signaalsterkte wordt hiermee via een softwarealgoritme een ‘gemiddelde’ tijd berekend, die van toepassing is op het passeren van de denbeeldige lijn tussen deze twee lussen. Door de lussen iets voor de finishlijn te leggen, ligt deze denkbeeldige lijn op ongeveer de afstand van de enkel (draagpunt van de transponder) tot de punt van de schaats en wordt zo dus vrij nauwkeurig de tijd gemeten van het moment dat de punt van de schaats bij de finishlijn is. Helemaal zuiver is dit dus ook niet, alleen al omdat niet alle schaatsen even lang zijn. Daarnaast zit er uiteraard ook in de registratie van de transpondertijd een bepaalde marge, die overigens heel erg klein is (enkele duizendsten van een seconde). Maar om juist precies het moment van finishen te bepalen zijn ze nog net niet geschikt. Bedacht moet hierbij worden dat de rijders met circa 50-60 km/uur finishen, wat neerkomt op circa 1.5 cm per 0.001 sec. Verschillen van één of enkele centimeters zijn dus niet exact meetbaar.

Het meten van dergelijke kleine verschillen met deze snelheden kan alleen “op het oog” met heel geavanceerde beeldopname-apparatuur. Standaard ‘televiesiebeelden’ komen een heel eind, maar blijkbaar mogen deze beelden eigenlijk niet worden gebruikt, hoewel bij het langebaanschaatsen hiermee onlangs wel weer achteraf een diskwalificatie voor het insnijden van de bocht ongedaan werd gemaakt. Maar alleen met professionele fotofinish-apparatuur kan precies het moment van het bereiken van de finishlijn van de punt van de schaats worden waargenomen. Uiteraard is deze apparatuur al lang beschikbaar en wordt ook gebruikt bij atletiek en ook ingehuurd bij de belangrijkste skeelertoernooien op de baan. Ook bij shorttrack wordt voorzover bekend dergelijk apparatuur gebruikt, dus wellicht kan de KNSB deze apparatuur zelfs eens van de KNSB lenen. Het huidige niveau van het landelijke marathonschaatsen kan hier in ieder geval niet langer zonder, want er mag over de winnaar natuurlijk geen onduidelijkheid zijn (of het moet dan ook echt een zuivere ex-aequo zijn).


JZ

© marathonschaatsen.nl


www.MARATHONSCHAATSEN.nl