OPMERKELIJK

De tranen van een beer

Arnold Stam verbijt de pijn van het gevecht van zijn zoontje tegen leukemie

Anoniem afscheid nemen, juist nu hij weer lekker reed, nee dat nooit. En dus besloot hij een jaar door te gaan met als ultiem doel het peloton nog één keer in de vernieling te rijden. Zijn handelsmerk, zijn specialiteit, zijn obsessie. Acht maanden later maakt hij een aangeslagen indruk. Arnold Stam. Het gevecht tegen de leukemie van zijn zoontje is veel en veel zwaarder dan welke schaatsmarathon ook. Het heeft hem bijna geveld. Op de moeilijke momenten fungeert de sport als ultieme uitlaatklep om zijn frustraties over zoveel onrecht af te reageren. "Plotseling zat ik op mijn fiets te huilen." Op de fiets reed hij langs de start van de Ride for the Roses in Waalwijk en opeens werd het Arnold Stam allemaal te veel. "Ik was op weg naar mijn zoontje Maikel in het ziekenhuis in Nijmegen. Al die mensen, die daar voor het goede doel aan het vertrek stonden, maakten een geweldige indruk op mij. Ik ben zo groot en sterk als een beer, maar plotseling zat ik op mijn fiets te huilen. Allerlei beelden kwamen op me af. Zonder tranen kon ik die niet verwerken."

Het verdriet van een man, wiens leven sinds 9 augustus totaal op z´n kop staat. Op die dag werd bij zijn jongste zoontje Maikel leukemie ontdekt. Zijn wereld stortte in. Stam: "Mijn hele leven heb ik allerlei dingen opgebouwd. Opeens kelderde alles in elkaar." "Op de terugreis uit Frankrijk werd Maikel ziek. Nadat hij een uur had geslapen, werd hij wakker en begon heel hard te huilen. Hij vloog tegen het dak omhoog. Met koude rillingen zat ik achter het stuur. Da´s niet best. Na een uurtje werd hij rustiger en lag hij de hele weg terug voor pampus. We waren met de Vito. Daar zit geen airco in. Die dag was het ook nog eens veertig graden. Wat een reis! Eenmaal thuis kreeg hij een dikke nek, koorts en werd helemaal slap. Hij werd meteen doorgestuurd naar het ziekenhuis in Tilburg. Zijn bloedspiegel was niet goed en daarom moest hij een nacht blijven. De volgende dag werd hij naar het Radboudziekenhuis in Nijmegen gebracht voor verder onderzoek. Daar werd Maikel met een ambulance binnengebracht. Ik kwam iets later, was er met de auto achteraan gereden. Ik zie ons nog die afdeling opkomen. 87. Dat beeld van al die kinderen met kale hoofdjes vergeet ik nooit meer. Mijn vrouw Ellie en ik keken elkaar aan. Dat was genoeg. Opeens kwam er een arts binnen en die knalde het er gelijk uit: ´Wij denken aan leukemie´. Dan begint de ellende. Als ik ga oprakelen wat er die eerste vijf weken allemaal is gebeurd, zit ik zo weer te huilen. Heel triest. Jouw kind ligt daar nagenoeg dood en je kunt niets doen. Die zondagochtend besloot ik met sporten te stoppen. Die eerste paar dagen waren zo uitzichtloos, ik had totaal geen vertrouwen in de goede afloop. Een arts adviseerde om door te gaan. Het is gek, maar op een gegeven moment valt alles op zijn plaats. Je moet door, zo goed en zo kwaad als het kan."

Stam volgde het advies van de arts op en zat na twee weken weer op de fiets. "Ik ontplofte. Wat een agressie had ik in al die dagen in het ziekenhuis opgebouwd. Ik herkende mijzelf niet. We waren met een groepje weg. Ik ben op kop gaan rijden met 45 à 50 kilometer per uur. Zo hard als ik maar kon. Zo beukte ik soms vijftien kilometer door, een lange sliert erachter. Totdat ik niet meer kon. Toen ik achter wilde aansluiten, reed ik alleen, was er van de groep niets meer over. Op dat moment besefte ik hoe mooi het leven kan zijn. En welke rol sport daar voor mij in speelt. Ik had weer eens een uitlaatklep nodig. Wat denk je wat je tijdens zo´n dag in een ziekenhuis allemaal meemaakt? Slangetjes, bloedtransfusies, de ellende om je heen. Je ziet alles verdwijnen, kunt niets doen. En dan dat kleine manneke van drie in z´n bed. Ik was nog nooit in een ziekenhuis geweest en toen kreeg ik dat voor mijn kiezen. Met Ellie heb ik afgesproken, als het kon, toch aan sport te blijven doen. Tussen de kuren en het werk door wordt er nu weer geschaatst. De openingsmarathon in Alkmaar heb ik door een chemokuur moeten missen, maar ik was wel in Amsterdam. Het vaderschap krijgt nu echt betekenis. Ik was altijd aan het werk of aan het sporten, Ellie deed de huishouding. Nu draait alles om Maikel."

Begin september kwam zijn jongste zoontje weer thuis. De acute leukemie bleek inderdaad, zoals de artsen hadden beloofd, goed behandelbaar. Stam: "Hij heeft helaas wel de variant met het grootste risico. Het zit ook in zijn hersenen en daar kan de chemo niet komen. Elke kuur wordt per infuus anderhalve liter in verdunde vorm toegediend. Voor zijn centrale zenuwstelsel krijgt hij een ruggenprik. Twaalf uur later volgt het tegengif, want dat spul maakt anders te veel kapot. Nu gaat het goed, al is hij vaak wakker en heeft hij last van bijwerkingen en braakneigingen. Ik heb geleerd voorzichtig te zijn. Vlak voordat hij naar huis zou gaan, kwam zijn ontlasting vast te zitten. Er werd gesproken over levertrombose en dat soort dingen. Met een operatie zou zijn leven gered moeten worden. Ik had hem al drie keer opgegeven, dit was de nekslag. Overal slangen, opereren, een stoma, ik wist het niet meer. Doembeelden, ze bleven op mij afkomen. Gelukkig kwam op dat moment een specialist terug uit Afrika. Hij vertelde dat wij op deze weg door moesten gaan, dan zou het weer goed komen. Opeens begon Maikel weer te poepen en binnen drie dagen was hij thuis. De komende twee jaar krijgt hij nog een serie chemokuren. Ik heb een heel schema, drie A4´tjes vol. In februari volgt de zwaarste. Zes keer vier dagen naar het ziekenhuis en maar vier dagen thuis." Zuchtend: "Zolang het goed met hem gaat, gaat het met ons ook goed. Hij loopt nu thuis rond, Ellie is hoogzwanger, moet binnenkort bevallen. Heb je twee kinderen, alles voor elkaar en dan krijg je dit. Soms zit ik wel eens naar video´s of foto´s van onze vakantie te kijken en dan krijg ik het nog te kwaad. Als je weet wat hem nog te wachten staat. En het is nog maar de vraag of het wegblijft. Ik lig soms in bed te piekeren. Misschien is het wel zinloos, maar moet ik dan op de bank gaan zitten huilen? Je moet een doel houden, bezig blijven."

Even wordt het stil en kijkt Stam naar buiten om zichzelf te hervinden. Na de boerenuitsmijter staat de sportman in hem weer op: "Vorig jaar had ik de conditie om superhard te gaan. Door een afwijking aan mijn linkervoet glijd ik op natuurijs links eerst scheef. Schraap ik zo het ijs eraf. Jongens als Peter de Vries letten daarop en moeten lachen als ik hoopjes sneeuw achterlaat. Stam is de baan weer aan het vegen. Jan Maarten Heideman kan zo een week de tijd nemen om dit probleem op te lossen. Maar ik moet ook nog werken en hoop altijd dat het een week later wel over zal zijn. Of dat ik dit euvel met mijn kracht kan compenseren. Op een gegeven moment wordt de weerstand zo groot, dat je nog zo veel kracht kunt hebben, maar dan houdt het echt op. Daar ben ik nu wel achter. Inderdaad, zestien jaar te laat. Ik ben wel eens naar huis gereden met tranen in mijn ogen. Jongens die ik vroeger achter mij liet, kon ik nu amper meer bijhouden. Ik kap ermee. Toen kwam de Weissensee en kon ik weer voorin meedoen. Ik was in vorm en richtte mij helemaal op Finland. Daar wilde ik nog één keer goed rammen. Als voorbereiding dook ik het bos in. Een uurtje of vier afzien op een parcours dat ik zelf heb uitgezet. In een supertijd ging ik rond. Een dag later werd ik ziek, drie dagen voor Finland. Was net dat laatste beetje reserve dat ik had afgebroken."

De anekdote past bij Stam. In zestien jaar won hij twintig Cupwedstrijden, bijna altijd door iedereen naar huis te rijden. Schouderophalend en met een aandoenlijke grijns: "Ik kan er ook niets aan doen, maar zo zit ik nu éénmaal in elkaar. Sport is mijn leven gaan beheersen. Elk jaar gaan wij op vakantie naar de Alpen. Fiets mee. Altijd zit ik er meer uren op dan gepland. Van de zomer zijn wij dik twee weken weggeweest. Met de vouwwagen naar Barcelonnette. Mooie camping aan een meertje, midden tussen al die grote bergen. Je kunt alle kanten op. Wij namen elke dag twee, drie cols tot tweeënhalve kilometer hoog. Niet zo hard omhoog, maar wel zo hard mogelijk natuurlijk. De jongens waar ik mee rijd, zijn aan mij gewaagd. Anders gaan ze niet mee. Met een man hier uit de buurt reed ik de eerste dag door de Alpen. Hij is 49 jaar, werd achtste in de Ronde van Senegal. Rustig rijden in een groepje en met 17, 18 kilometer per uur omhoog. Bleven wij met zijn tweeën over. Kom je boven met een hartslag van 190 en moet je nog 120 kilometer. Ik heb het ook wel eens meegemaakt in een toertocht. Reed ik op de eerste klim bij hem weg. Kom als eerste boven, maar in plaats van even uit te hijgen en rustig wat te drinken, gris je de zak met eten uit iemands handen en is het wegwezen geblazen. Hij zou toch eens een minuutje terugpakken. Ik heb twee maten. Die gingen de eerste dag nog mee. Daarna niet meer. Dat is lastig, want dan valt het extra op dat je per dag niet twee, zoals afgesproken, maar vier uur op de fiets zit en pas daarna met je mannen het zwembad induikt. Je kent de Nederlandse vrouw. Die wil het liefst dat je de hele dag paraat bent. Zo werkt dat. De vakantie is altijd zo om. Ik zou daar maanden kunnen blijven en me geen seconde vervelen."

Lachend vertelt hij over La Marmotte, de fameuze toertocht door de Alpen, die als een magneet werkt op al die sportverdwaasden, waarvan hij er één is. "Daar doen een paar honderd deelnemers aan mee. Ik reed als elfde l´Alpe d´Huez op en wist dat ik nog wel een paar man zou inhalen. Op vijf kilometer van de top kwam ik zo kapot te zitten dat ik niet meer verder kon. Twintig lange minuten heb ik rondjes in de bocht gereden. De mensen dachten dat ik de weg kwijt was. ´Arnold, je moet daar omhoog´. Ik wilde wel, maar kon niet." De sport is inmiddels al een paar maanden bijzaak. Alleen als het kan, wordt er getraind. Stam: "Vorige week zondag nog een dikke drie uur. De conditie is goed, maar voor Maikel moet alles wijken. Toen hij werd geboren, dachten wij dat hij de schaatser van de familie zou worden. Danny is een stuk rustiger, liever. Maikel is agressiever, was vanaf zijn geboorte een sterk ventje." Bij het afscheid speelt het mannetje in de huiskamer. Rond, opgeblazen gezichtje met vrolijke pretoogjes. Een bijna kaal koppie. Het schouderklopje wordt beantwoord met een duim omhoog en een glimlach om in te lijsten. Een onvergetelijke momentopname die je doet beseffen dat het knulletje geweldig sterk moet zijn. Heeft-ie ongetwijfeld van zijn vader.

De Telegraaf, 25-10-03


www.MARATHONSCHAATSEN.nl